Jacky houdt vast

3 juni 2017 - Jakarta, Indonesië

Een week op Sumatra is een week veel wandelen. Wandelen over een schiereiland in een kratermeer, wandelen naar een vulkaan en wandelen door de jungle. Wandelen in de natuur kortom en dat is na de twee grote steden de afgelopen week een fijne afwisseling. De eerste dagen zaten we op het schiereiland Samosir dat in een groot kratermeer ligt, Danau Toba. Het dorpje Tuk Tuk ligt dan weer op een klein tweede schiereilandje aan Samosir en bestaat voornamelijk uit guesthouses, restaurantjes en souvenirwinkeltjes. Dat klinkt supertoeristisch en dat is het in hoogseizoen ongetwijfeld ook maar het is allemaal redelijkkleinschalig en bovendien is het nu laagseizoen. De restaurantjes zijn vaak letterlijk bij de mensen thuis en zo bevonden we ons op de tweede avond bij Rosalie die naast ons ook een aantal buren en vrienden op bezoek had die lekker aan de palmwijn zaten. Zelf sprak ze een woordje Nederlands en kon ze met een bierfles op haar hoofd zonder die vast te houden swingen op de Indonesische muziek die ze draaide. Ze vertelde waarom iedereen in het dorp die zaterdag pepers zat te knippen: twee keer in de week komt de 'man met de groene pepers' naar beneden uit de heuvels en verdeelt de oogst over het dorp. Iedereen helpt dan de groene pepers in kleine stukjes te knippen voor verder gebruik.

Op Samosir maakten we twee wandelingen: een naar het westen en een naar het oosten. De natuur is prachtig: vele kleuren groen van allerlei soorten bomen en struiken vol kleurrijke bloemen in een glooiend heuvelachtig landschap met uitzicht op het grote meer. De oude Batakcultuur is nog duidelijk zichtbaar: de typische huizen met een breed, laag liggend dak en spitse punten zijn nog in gebruik naast modernere huizen en soms als klein museum te bezichtigen. In het plaatsje Ambarita staan ze vlak naast een aantal oude stenen stoelen die volgens de legende dienden om misdadigers te berechten, en vervolgens op gruwelijke wijze te martelen en te doden. Ze zouden 300 jaar oud zijn maar of dat echt klopt, schijnt sterk betwijfeld te worden. Bij het plaatsje Tomok liepen we de heuvel op naar een waterval die diep in de jungle verborgen was. Dat was kruipen en klauteren door dicht struikgewas en over smalle richeltjes maar een goede voorbereiding op wat we later die week nog voor onze kiezen kregen. Na de wandelingen was het heerlijk bijkomen bij ons guesthouse aan het meer, waar we na een frisse duik proosten op de prestatie met een Bintangbier.

Het stadje Berastagi was na de rust en de schoonheid van het Tobameer nogal een teleurstelling. Een druk, luidruchtig industrieel stadje dat er nogal afgeragd bij ligt. We kwamen er dan ook niet voor het stadje zelf maar voor de twee vulkanen die er naast liggen. Gelukkig hadden we een guesthouse buiten het centrum gekozen, op de heuvel richting de vulkaan, met een mooie tuin en basic kamers. We kregen er vers gezette filterkoffie en konden met gele busjes naar het centrum op en neer. De volgende ochtend liepen we in alle vroegte - het was nog donker - richting Sibayak, de slapende van de twee vulkanen. De wakende was die ochtend nog actief geweest en liet een flinke rookpluim zien in de vorm van die vliegende hond uit 'The neverending story'. De weg omhoog ging over een geasfalteerd pad door de jungle tot bij een parkeerplaats, waar het echte klauterwerk tot de kraterrand begon. We waren niet de enige want van de andere kant kwam een grote groep jongeren omhoog, studenten geologie uit Medan bleek later. We voerden een vrolijk gesprek met ze, waarin ze ons het hemd van het lijf vroegen en tot slot gingen we natuurlijk op de foto. De krater zelf was ook fotogeniek, op sommige plaatsen kwam nog wat stoom omhoog maar de kratermond zat potdicht. Mensen hadden er met stenen namen op gelegd. Na de nodige foto's van het indrukwekkende uitzicht genomen te hebben, namen we een ander pad naar beneden. Dat was nog eens een ander verhaal. Over de kale rotsen, afzakkend naar meer begroeiing en dwars door de dichte jungle, moesten we de stenen trappen naar beneden volgen, die soms goed verscholen lagen. Door de regen van de avond ervoor gleden we af en toe letterlijk naar beneden. Toch best opgelucht zagen we na een uur kruipen en glibberen huizen verschijnen en namen we bij de hotsprings van Semangat Gunung een geel busje naar Berastagi.

Diezelfde middag nog stapten we in de shared taxi naar Bukit Lawang. Bukit Lawang ligt langs een stromend riviertje aan de rand van het grote Gunung Leuser National Park, een van de twee plekken op de wereld waar nog orang oetans in het wild leven. Om ze te zien, moet je tegenwoordig een begeleide jungletrek boeken want het beroemde 'Orangutan Feeding Centre' is sinds vorig jaar dicht. Ons guesthouse 'Garden Inn' lag aan de rivier en vanaf ons balkon met hangmat keken we recht tegen de groene junglemuur aan waar af en toe krijsende gibbongeluiden vandaan klonken en watervaranen de waterkant op klommen. We konden er ook jungletreks boeken. Michiel koos voor een tweedaagse met overnachting in de jungle en vertrok de volgende ochtend met twee andere Nederlanders. Peter Gijs en ik kozen voor de eendaagse optie en gingen donderdag rond 7.30 op pad. Al na een half uurtje lopen wezen onze twee gidsen omhoog: daar hing een grote mannelijke orang oetan in de bomen. Niet veel later kwamen we ook een vrouwtje met jong tegen die dichterbij kwam en van de gidsen twee stokken suikerriet kreeg. Heel bijzonder om deze dieren van zo dichtbij te zien. Maar het zou nog dichterbij worden dan we hadden verwacht. Na de lunch bij een kleine waterval - nasi goreng in een bananenblad en veel fruit - liepen we namelijk Jacky en haar kinderen tegen het bruinrode lijf. Jacky wist heel goed wat ze wilde. Voor we er erg in hadden, greep ze Peter Gijs bij zijn pols, en die liet ze de komende tien minuten niet meer los. 'Don't panic', riepen de gidsen, maar dat doe je natuurlijk wel een beetje. Pas nadat ze meerdere bananen, meloenschillen en suikerriet had gehad, liet ze los en maakten wij ons uit de weg. 

Daarna hebben we geen dieren meer gezien en liepen we via een prachtig uitzichtpunt naar beneden om aan de rand van de rivier te wachten op onze raft: enorme aan elkaar gebonden opgeblazen banden. Want de jungletrek eindigt met een raft over de rivier terug naar Bukit Lawang. De gidsen voeren je liedjes zingend over de wilde rivier naar je guesthouse terug: 'Jungletrek, jungletrek, in Bukit Lawang. See the monkeys, see the birds, see orangutan'. Op de melodie van jinglebells. De volgende dag reden we met ons hoofd vol orang oetan naar het vliegveld van Medan waar we het vliegtuig naar Jakarta namen. 

English translation

Jacky holds on tight 

A week on Sumatra is a week of much hiking. Walking over a peninsula in a crater lake, walking to a volcano and walking through the jungle. Walking in nature in short and that was a nice change after the two major cities we visited in the previous week. The first few days we spent time on the Samosir peninsula situated in a large crater lake, Danau Toba. Another small peninsula attached to Samosir harbours the village of Tuktuk where we stayed and which mainly consists of guesthouses, restaurants and souvenir shops. That sounds super touristy and in season that's undoubtedly true but it's all reasonably small-scale and we were there in low season. The restaurants are often literally in people's living room and so we found ourselves on the second evening at Rosalie's who also hosted some neighbors and friends who enjoyed home brewed palm wine. Rosalie herself spoke some Dutch and could dance with a bottle on her head - without holding it - to the Indonesian music they played. She explained why everyone in the village was cutting peppers that Saturday: twice a week, the 'man with the green peppers' comes down from the hills and distributes the harvest in the village. Everyone then helps in cutting the green peppers in small pieces for further use. 

On Samosir we made two walks: one to the west and one to the east. The nature is beautiful: many colors of green in all kinds of trees and shrubs full of colorful flowers in a hilly landscape with views of the big lake. The old Batak culture is still very present: typical houses with a wide, low lying roof with high pointed ends are still in use in addition to modern homes and are sometimes functioning as a small museum. In the town of Ambarita the houses are right next to a number of old stone chairs that according to legend served to try and convict criminals, then to be gruesomely tortured and killed. They are said to be 300 years old but if that is really true, is doubtful. In the town of Tomok we walked up the hill to a waterfall hidden deep in the jungle. We crawled and clambered up through a dense forest and over narrow ridges, which was a good preparation for what we did later that week. After the walks it was great recovering at our guesthouse on the lake, where after a dip in the lake we toasted on our achievement with a Bintang beer. 

After the peace and quiet of Lake Toba, the town of Berastagi was quite a disappointment. A busy, noisy and ragged industrial town. We didn't however come for the town itself but for the two volcanoes in its vicinity. We had picked a guesthouse outside the centre, on the hill towards the volcano, with a beautiful garden and basic rooms. We got served freshly brewed filter coffee and with small yellow vans we commuted down and up to the centre for food and drinks. The next morning we left early - it was still dark - in direction of Mt Sibayak, the dormant one of the two volcanoes. The waking one was active that morning and we could see it exhausting a big ash plume in the shape of the flying dog from 'The Never Ending Story'. The way up went along an asphalted path through the jungle to a parking lot, where the real clambering up to the rim of the crater started. We were not the only ones up there because a large group of young people, students geology from Medan as turned out later, summitted from the other side. We had a cheerful conversation with them, they asked us all kind of questions and finally we ofcourse had to make a group photo. The crater itself was also photogenic, in some places steam came up, but the crater mouth was filled up. Previous visitors had written their names by placing stones on the floor. After making the necessary photos of the impressive view, we took another path down. And that was a different piece of cake. Over bare rocks and descending to slopes with more vegetation and through the dense jungle, we followed stone steps down that sometimes were well hidden or even gone. Because of the rain the previous evening we occasionally literally slipped down. Relieved, after an hour of crawling and slipping, we saw the houses and hot springs of Semangat Gunung appearing where we took a yellow van to Berastagi. 

That same afternoon we got a shared taxi to Bukit Lawang. Bukit Lawang is situated along a rapidly flowing river on the edge of the large Gunung Leuser National Park, one of two places in the world where orang utans still live in the wild. To see them, you need to join a guided jungle trek because the famous 'Orang utan feeding center' closed last year. We stayed at guesthouse 'Garden Inn' located on the bank of the river, and from our hammock at the balcony we looked right at the green wall of jungle forest from where occasionally screeching gibbon sounds came and water monitors came out to bath in the sun on the riverside. We could also book jungle treks there. Michiel opted for a two-day overnight trek and left the next morning with two other Dutch. Peter Gijs and I chose the one-day option and left Thursday morning around 7.30. After half an hour walk our two guides pointed upwards: there a large male orang utan hung in the trees. Not much later we came across a female with young which came closer for the guides to treat her to two pieces of sugar cane. Very special to see these animals so closely. But it would be even closer than we expected. After lunch at a small waterfall - Nasi goreng in a banana leaf and lots of fruits - we bumped into red haired Jacky and her children. Jacky knew very well what she wanted. Before we realized, she grabbed Peter Gijs at his wrist, not to let him go the next ten minutes. "Don't panic", the guides said, but after a while of course you do a little. Only after several bananas, melon skins and sugar cane she let go and we made us out of the way.

Following this, we didn't see anymore animals but walked through a beautiful gazebo down to the edge of the river to wait for our raft: huge inflated tires tied together. Because a jungle trek ends with a raft over the river back to Bukit Lawang. While manouvring over the wild river back to guesthouse, the guides sing a song to the melody of Jingle Bells: "Jungle trek, jungle trek, in Bukit lawang, see the monkeys, see the birds, see orang utan". The next day, with our head full of the orang utans, we shuttled back to Medan from where we took the plane to Jakarta.
 

Foto’s

2 Reacties

  1. Willemijn Nicolaas:
    10 juni 2017
    Beetje late reactie maar ik was niet thuis.geweldig weer
  2. Cor & Willy:
    12 juli 2017
    Beste PG & Martijn,
    Wij zijn weer gezond en wel thuis en dus tijd om jullie verslagen te lezen en de foto's goed te bekijken. Onze reis naar de Noordkaap was een bijzondere ervaring maar haalt het bij lange niet met jullie allemaal zien en meemaken. Ik wens jullie nog een heel mooie tijd, samen met je (schoon)ouders! Veel plezier samen en een hartelijke groet.